Frans van Es - Hr. Ms. Woerden - M820 / A822

Ga naar de inhoud

Frans van Es

Sterke verhalen

Ik deelde de hut chef d’equipage met een sergeant-machinist, Henk Burgers, in de wandelgang Hunk genoemd, vanwege onze vele bezoeken aan Scandinavië. Hunk was voor mij nu niet direct de meest ideale hutgenoot, omdat we het nooit met elkaar eens waren. Werd er niet over de muziek gezeurd, dan was het wel over de foto’s die ik aan de wand hing of over het tempo waarin er gezopen werd. Daar kwam een einde aan toen Hunk werd afgelost door Harm Bakker. Harm werd door zijn collega’s ruim gewaarschuwd dat hij, als enige niet-duiker, een slechte tijd tegemoet zou gaan. Ik heb nooit prettiger met iemand gevaren en mijn hut gedeeld dan met Harm. Een rustige vent, die van een biertje hield en met een onwijs vriendelijke uitstraling, die zich projecteerde op zijn ondergeschikten. We gingen altijd samen de wal op en in de periode dat we met elkaar hebben gevaren is er nooit een onvertogen woord gevallen. Helaas is Harm ons op zeer jonge leeftijd ontvallen. Op 4 oktober was hij jarig en waar ter wereld ik mij ook bevond, ik belde altijd even om te feliciteren.

Kees Los
Commandant LTZ Kees Los deed zijn intrede. Er was een trip naar Engeland geplaned. Altijd leuk. Enerzijds omdat je je er goed verstaanbaar kunt maken en anderzijds omdat ik de meeste havens reeds eerder had bezocht en overal kennissen dan wel ‘pleegnichten’ had ontmoet. Vóór het vertrek werden er 1000 stickers besteld met de naam en het profiel van de Woerden erop, met de tekst: ‘Wij van Los kennen geen angst.’ Kostprijs 50 cent, dus het was voor niemand een probleem deze overal op te plakken waar we geweest waren. Maar 1000 stickers waren er toch best wel veel. Zodra er nieuwe officieren aan boord werden geplaatst die kwamen in-rouleren, werd er rap het pak stickers voor gaats getrokken. ‘Hoeveel kosten ze, boots?’ ‘Een gulden per stuk!’ En om nu te voorkomen dat er met een breed gebaar een gulden op tafel werd gegooid van ‘Doe mij er maar één’, vertelde ik dat ik bij de eerste aankoop net Sinterklaas was en bij aankoop van vijf stuks er vijf cadeau gaf. Weer tien weg! Ik kwam zeker een jaar later een condoomautomaat in een vette tent in Amsterdam tegen, die vertelde dat wij van Los nog steeds geen angst kenden. De eerste haven was Weymouth en we zouden midden in de stad afmeren. Wel lekker natuurlijk, want je had dan geen gelul met taxi’s en zo. We zouden ongeveer recht tegenover de Harbourclub afmeren. Dit was een soort disco waar van alles op af kwam, van piepjong tot schijndood. Maar dat vind je door heel Engeland. Het lullige was dat we de volgende dag moesten opkrassen omdat de D-day gevierd zou worden. Daarom had die ouwe besloten om zijn schip operationeel te parkeren, oftewel: zodanig af te meren dat hij de volgende morgen meteen kon wegvaren. En daar werd me toch een staaltje zeemanschap weggegeven waarvoor iedereen langs de kant stond te applaudisseren.
Die ouwe zag kans om de Woerden ter plaatse 180 graden te draaien. Nu zou je zeggen: ‘Is dat nu zo’n prestatie?’ Nee, ware het niet dat er aan weerszijden zo’n kleine 2 meter speling zat tussen de boeg en het halfdek en de kapitale jachten die langs de kant afgemeerd lagen. De loods, die constant roerorders gaf, werd totaal genegeerd en die ouwe draaide feilloos zijn schip op de plaats. De bemanning, die aan dek stond, was uiteraard apetrots en toen ik ’s avonds in de kroeg stond werd deze manoeuvre door de Engelsen nog eens uitvoerig besproken. Met onverschillige blik verklaarde ik dat dit nog kinderspel was vergeleken bij de vorige keer. Toen had die ouwe nog maar 30 cm ruimte en eenieder had er een grenzeloze bewondering voor. Kees Los was een rustige kerel, die zelden over de rooie ging.

De staf
We kregen de staf weer aan boord en dit betekende dat er ook twee onderofficieren meegingen. Er was voor hen een plekkie in mijn hut, omdat zich er vier kooien in bevonden. Het was altijd een gezellige periode, vooral die keer toen Jan van Egmond als telegrafist en Ab König als techneut hun intrek hadden genomen. We zouden diverse havens in Engeland aandoen en de eerste werd Newcastle. Een haven die bij uitstek bekend staat om z’n verregaande smeerpijperijen. We gingen ’s avonds de wal op en hielden een taxi aan met het verzoek om ons naar een kroeg te brengen waar zich de meest vunzige en ranzige mutsen ophielden. Dit was voor de chauffeur geen enkel probleem. Toen we binnenkwamen was de kroeg nagenoeg leeg en we konden ons niet aan de indruk  onttrekken dat we besodemieterd waren. Waar we zaten wisten we óók niet, dus dan eerst maar een paar bieren. Nog geen drie kwartier later druppelde de kroeg vol met wat we noemden de echte Engelse doppendozen. Er kwamen er meteen een paar aan ons tafeltje zitten en in no time kwam de conversatie op gang. Ik stelde voor om nog één snuffel te nemen om daarna met het zooitje ongeregeld terug aan boord te gaan. En zo gezegd zo gedaan. Het was gezellig rumoerig in het verblijf en de muziek had achteraf best een tandje zachter gekund, toen een mannetje van de wacht namens de oudste officier liet weten dat die kankersnollen van boord moesten. ‘Ook goed!’ Er werd een tas bier gevuld, de dames werden in hun lorren gehesen en zingend van ‘En we gaan nog niet naar huis’ verlieten we het schip. Op naar de flat van een vriendin. We kwamen in een voor Engelse begrippen mooie serviceflat, met varens en palmen in potten in het trappenhuis. Er werd opengedaan door een dame die werd voorgesteld als de vriendin. Een perfect figuur om reclame te maken voor waterbedden. Eenmaal binnen nam ze weer plaats op een slaapbank/bed dat midden in de kamer op de vloer lag. En daar het gezelschap aardig neukgericht binnenkwam vlijde eenieder, dus ook de dames, zich rondom de vleesmassa.

Maar toen ik enige bieren later de vingers van Ab in een kut tegenkwam, dacht ik: ‘Dit moet anders.’ Wat ik daarna meemaakte was achteraf bijna niet te geloven. Eén van de dames wilde zich even terugtrekken om wat oud bier weg te brengen en ik dacht: ‘Dit is m’n kans.’ Ik volgde haar naar de badkamer, die ze achter mij op slot deed. Voordat ik wat kon zeggen nam ze het initiatief door zich geheel uit te kleden, iets wat door ons niet altijd als een normale gang van zaken werd beschouwd wanneer je moest pissen. We bevonden ons in een ruime badkamer met, jawel, vloerbedekking. Toen ze haar boodschap had gedaan ging ze op haar knieën vóór me zitten en omdat een goed verstaander maar een half woord nodig had schoof ik ’m achterlangs tot aan de wortel d’r kut in. Always lovely a doggystand. Maar dat we daar verschillende opvattingen over hadden, bleek al snel toen ze d’r kont wegdraaide, mij op m’n rug legde en gehurkt boven me ging zitten. Met een geroutineerde beweging greep ze m’n pik en zette ’m recht voor d’r grommer. Zonder probleem liet ze zich met haar volle gewicht over m’n stok zakken. Daarna ging ze tekeer als een beest. Het leek wel een rodeo. Schokkend en trillend bereikte ze haar hoogtepunt en toen ze wilde afstappen hield ik haar bij d’r kont vast. ‘What about me?’ ‘O, I am sorry, sweet.’ Nog even naroerend in haar twaalfvingerige darm had ook ik het gehad. Nog effe m’n lul in de wasbak afspoelen en of er niks gebeurd was stapten we de kamer binnen en pakten een biertje. ‘Cheers pop, to the next time.’ Het begon al licht te worden en we besloten om met het hele zooitje naar boord terug te keren voor de traditionele Irish coffee. Eenmaal aan boord stelde ik die snollen nog even voor aan de oudste officier en het leed van die nacht was alweer geleden. Al met al was ik de enige die nog effe lekker geneukt had, ook al was ’t op het keutelpad.

Mario
’s Maandags werd er weer met frisse moed aangevangen met het gereedmaken van het schip voor vertrek naar zee. Er stond een oefening gepland waarbij het schip na een atoomexplosie door dat gebied moest varen. Er was personeel ingedeeld om in speciale pakken de radioactiviteit te meten, waarna de mensen volgens een voorgeschreven methode moesten worden ontsmet. Dit hele gebeuren geschiedde in de wasplaats van de officieren. Er waren voorzieningen getroffen om de eventueel besmette kleding erin te deponeren.  Mario, de kwartiermeester aan boord, was aangewezen om de radioactiviteit buiten te meten. Toen hij terugkwam werd hij conform de voorschriften ontsmet. Van tevoren had ik tegen de mannen in de ontsmettingsruimte gezegd dat Mario zich geheel moest uitkleden, iets wat normaal nooit gebeurt. Het was inmiddels 10 uur geworden en de oudste officier zei tegen mij: ‘Wij gaan alvast koffiedrinken, wil jij deze oefening effe afronden?’ Tijdens het ontsmetten hoorde ik Mario al reclameren omdat-ie zich helemaal moest uitkleden. En even later stond hij in z’n blote kont op de gang met de vraag: ‘Wat nu?’ ‘In de longroom kun je een ketelpak halen’, en nietsvermoedend stapte Mario in z’n blote togus het dagverblijf van de officieren binnen. Met ogen als katerkloten zaten ze hem aan te kijken. ‘Wat kom jij hier doen?’ ‘Ik kom een ketelpak halen!’ ‘Opgesodemieterd en trek wat aan je reet!’ De hele bemanning lag in een deuk en Mario liep naar de ontsmettingsruimte terug en kleedde zich weer aan. Uit deze grap is dan ook de kreet geboren: ‘Waar is de tijd gebleven dat je nog met je lul uit je broek de longroom in kon komen?’

Torbay
De officieren hadden een party. Op zich niets bijzonders en zoals altijd in Engeland, kwamen er van die echte Engelse ‘mutsen’ aan boord, met flaphoeden en geplamuurde koppen. Er bevond zich aan boord één videorecorder, die werd bediend vanuit de seinhut. Er werd van tevoren bekendgemaakt wat er gedraaid zou worden. Wanneer er iets goeds op de tv was, bonkte iemand in het onderofficiersverblijf op het schot, als teken dat de officieren die ernaast woonden, de tv moesten aanzetten. Maar dit even terzijde. Tijdens de borrel was iedereen zo’n beetje met een Engelse muts in gesprek toen Rob Brunia, de oudste officier, zonder enige aanleiding de tv aanzette. Het gehele gezelschap ver-asgrauwde. Er stond een keiharde pornofilm op, die de meeste flaphoeden het schaamrood naar de kaken joeg, terwijl de gastheren zich behoorlijk ongemakkelijk voelden. Uit voorzorg werden alle snoeren eruitgerukt om te voorkomen dat men nóg eens met een stuk
‘Zweeds natuurproza’ geconfronteerd zou worden.

Wemeldinge
We werden ingedeeld voor een binnenlands vlagvertoon. We meerden af in het Zeeuwse Wemeldinge. Een klein dorpje, waarvan het gros van de bewoners zich afvroeg wat ze met een marineschip in hun zo rustieke dorpje moesten. Het was er gezellig en al snel ontdekte de bemanning Kelly’s café in de dorpstraat. De eigenaar, ene Lou, was vroeger hulpduiker bij de marine geweest dus wij zaten geramd. Zijn echtgenote, Coby, was een lekker groot blond wijf, dat ons goed verzorgde. ’s Avonds had het merendeel van de bemanning verkering, iets wat door de mannelijke dorpsbewoners niet direct werd toegejuicht. Toen het in de kroeg uit de hand dreigde te lopen greep de kroegbaas in en werden de amokmakers eruit geflikkerd, wat uiteraard nog meer kwaad bloed zette. Maar de uitbater van het etablissement zag z’n winst al via de spoelbak verdwijnen. Hij had in dat weekend een omzet waar hij normaal gesproken drie maanden voor aan de prethaak (tapkraan) moest hangen. Hij wilde daarom best een beetje bemiddelen tussen de marine en de dorpsbewoners. De volgende dag hield de Woerden ‘open huis’ met duikdemonstraties. Het schip werd druk bezocht en de liefdes van de vorige avond werden hierbij allemaal uitgenodigd. Ik ontmoette een lekker stevig moppie, Pieta, waar ik na sluitingstijd mee naar huis ging. Omdat ik geen behoefte had aan koffie of thee, stelde ik voor om even aan boord een fles huppelwater (jenever) te gaan halen. Dat vond ze een strak plan. Maar ze verzocht me om niet de voordeur te nemen, maar de achterdeur. Dit om geroddel, wat ze bijna niet doen in die dorpjes, uit te sluiten. Binnen tien minuten was ik terug, maar er vertoonden zich geen activiteiten meer achter het gordijn van de achterdeur. Na wat tikken en roepen ging het raam boven open en een kerel, geheel over de zeik, stak z’n kop naar buiten en riep dat ik moest oprotten. Stond ik godverdomme aan de verkeerde deur te rammelen! Toen ik ’m duidelijk maakte dat ik voor Pieta kwam, was het helemáál feest. ‘Die woont hier niet’, riep-ie. ‘Waar dan wél, lullekop met je grote smoel?’

Intussen was het hele rijtje wakker geworden en zo was iedereen er getuige van dat Pieta naar buiten kwam en mij mee naar binnen nam. Had ik toch maar beter de voordeur kunnen nemen. Dat was wat minder opgevallend geweest, dacht ik. Ik heb die nacht bij Pieta doorgebracht en ik moet zeggen: er was niks mis mee! Later ben ik er eens op de motor, samen met Stef Sieberichs, onze chef- monteur, een weekendje terug geweest. Daar ontmoette ik Caty, een onwijs aardige meid. Niet lang daarna werd er door de kroegbaas een tattoo-weekend georganiseerd en zo kwam ik iedereen weer tegen. We sliepen bij Lou en Coby en het werd al met al een zeer vruchtbaar weekend, in de ruimste zin des woords.

Commandant LTZ Jaques van Dijk/Gerrit Boonen
En zo rolden we van de ene commandant naar de andere. Het leek wel of dit schip een aantrekkingskracht had voor een fijne bemanning, een goede saamhorigheid en een perfecte werksfeer. We werden ingedeeld bij een adelborsten-kruisreis. Dit is een trip waar de meest bereisde havens worden aangedaan. Er werd wel geoefend en gewerkt, maar het was meer een lijmtrip voor de mannen. De regels aan boord werden meestal wat soepeler gehanteerd. Maar voordat ik verderga over Jaques van Dijk: Gerrit Boonen werd als tijdelijk commandant aan boord geplaatst, omdat Van Dijk een cursus van vijf weken in Oostende moest volgen. Maar eerst werd de tekst op de stickers gewijzigd in: ‘Meer pret in bed met de zonen van Boonen.’ Gerrit Boonen was aan boord een heel sociaal mens, die openstond voor alles wat redelijk was. Of dat nu een probleem was van één der bemanningsleden of een voorstel van iemand om iets te organiseren, er werd altijd naar je geluisterd. Hij was nooit chagrijnig en schroomde dan ook niet om iemand een veer in z’n reet te steken dan wel een uitschijter te geven als hij die verdiende. Er werd daarom keihard gewerkt aan boord en zijn lijfspreuk was: ‘Na hard werken is het goed ontspannen.’ Hij was een welkome gast, zowel bij de manschappen als bij de onderofficieren. Niemand keek er vreemd van op dat hij in z’n spijkerbroekie met de mannen ging stappen, terwijl hij de volgende morgen weer gewoon de commandant was. Toch een gegeven waar menige officier een puntje aan kon zuigen. We waren inmiddels versterkt met een stuk of drie adelborsten, waaronder Jan van Zanten. Jan had z’n oog laten vallen op één der vrouwelijke borsten die aan boord van Hr.Ms. Alkmaar waren geplaatst. Ik kon hem diep in m’n hart geen ongelijk geven, want het meisje Morang had een paar prachtige ogen, om over de rest maar te zwijgen. Daar naar mijn mening deze liefde wederzijds was en ik wel eens naar de Alkmaar toe moest wanneer de schepen ten anker lagen, nam ik Jan vaak even mee. Wanneer ik als duikmeester optrad aan boord, kon hij op het seindek met Jeanette de ‘werkzaamheden’ voor het komende weekend doorspreken. Er waren nóg drie meisjes aan boord van de Alkmaar geplaatst: Nicoline Hansen, Sandra Vlasveld en Annette van der Kaay. Een leuk stel meiden. Nicolientje vond ik een schatje en dat straalde ze uit ook. Een pracht meisje. Sandra was een regeltante in de ruimste zin van het woord. En Annette keek overal eerst goed de kat uit de boom, met d’r blonde koppie.

Frans van Es

Terug naar de inhoud