Frans van Es 2 - Hr. Ms. Woerden - M820 / A822

Ga naar de inhoud

Frans van Es 2

Sterke verhalen

Arhus
Afgemeerd in Arhus besloot ik om het pak even te luchten. In m’n uppie wandelde ik richting stad met de bedoeling om even een biertje te kopen. Onderweg zag ik een stel op de stoep vóór de kroeg zitten, zo muf als een aap. Op de vraag of alles kits was behind the zipper boden ze mij een drankje aan, waar ik uiteraard geen nee tegen zei. Enige bieren later stelde ik voor om bij mij aan boord verder te gaan. Eenmaal aan boord begon de mannelijke helft amok te maken met de muts die hij bij zich had. Toen ik hem duidelijk maakte dat ie z’n klotekop moest houden, stond-ie witheet op en verliet het schip, terwijl hij zijn vrouw toevertrouwde aan mijn goede zorgen. Onderwijl gaf ik de onderofficier van de wacht de opdracht om die eikel de toegang tot het schip te ontzeggen. Zo bevond ik mij dus alleen in het verblijf met die bezopen muts. En omdat door de drank de normen bij deze dame tot het nulpunt waren gedaald, verbaasde ik mij er totaal niet over dat ze zonder omslagen te kennen gaf dat ze geil was en niet zo’n beetje ook. Dit was geen enkel probleem, omdat mijn gastvrijheid nu eenmaal aan het hondsdolle grensde. In no time stond ze in d’r blote hol. Maar toen ze piemelnaakt mijn hut uit wilde omdat ze moest pissen, stak ik daar wel effe een stokje voor. Want nogmaals, voordat je het weet is je goede naam naar de kloten. Maar pissen was voor haar belangrijker dan mijn goede naam, daarom maakte ze aanstalten om maar midden in mijn hut op de nieuwe vloerbedekking d’r poot op te tillen. Jezus, had ík dat weer, zo’n dronken kut? Ik probeerde de prullenbak te grijpen, maar die zat klem tussen de koelkast en de kooi van de chef-stoker. Mijn laatste redmiddel was een kopje. Er stonden er vijf op tafel. Best wel een fascinerend gezicht, zo’n mokkel te zien pissen. En dat wel van zeer dichtbij. Met een kopje onder d’r mossel wist ik te voorkomen dat ze alles onderzeek. Ze piste ze alle vijf vol en toen ze klaar was veegde ze met de theedoek de laatste druppels van d’r kut. Ik leegde de kopjes in de wasbak en gooide ze daarna bij de kok in het sop. Wat niet weet, wat ook niet deert. Verder was er maar één ding waarin ze geïnteresseerd was en dat was neuken. Omdat het onderofficiersverblijf op een duikvaartuig tevens slaapverblijf was, was dat geen enkel probleem en hoefden er verder geen kunstgrepen te worden uitgevoerd om even comfortabel m’n piel te parkeren. M’n hut was op slot en ik had ’m nauwelijks gelanceerd toen er op de deur werd gebonkt. Of ik even wilde opendoen. Daar stond Harm voor de deur. ‘Doe me een lol en ga even bij de mannen een biertje halen!’ ‘Waarom is de deur op slot?’ ‘Ik ben effe aan het neuken als je dat niet erg vindt!’ ‘Mag ik meedoen?’ ‘Rot op en láát me effe.’ Na een kwartier gooide ik de deur weer open en daar kwam Harm binnen. Met ogen als katerkloten stond-ie naar een naakte zigeunerin te kijken, die alleen maar een rood sjaaltje om haar nek had. Ik had me weer netjes in de lorren gehesen, terwijl ik me over de koelkast ontfermde. Waar ik effe geen erg in had, was dat ze achteloos zo’n half miljoen kikkervisjes in de kussens van de bank zat te vermoorden. Ook niet erg, vond Harm, want daar hebben ze toevallig Keckschuim voor uitgevonden.

Nog geen twee bier later werden we opgeschrikt door een onbekend kabaal. Boem, boem, boem!! Daar kwam Appie König aan boord, met een enorm groot en dik mokkel met enorme tieten. Toen hij de longroom passeerde, staken er drie koppen boven elkaar door het gordijn naar buiten. ‘Ja, en ze heeft ook nog een glazen oog’, riep Ap terwijl hij met zijn meisje het verblijf binnen stapte. We wisten niet wat we zagen toen die enorme vleesmassa probeerde om d’r dikke reet tussen de leuningen van een stoel te wringen. En zij natuurlijk óók niet, omdat die andere muts er nog steeds in d’r blote hol bij zat. ‘Godverdomme, waar heb jij dat waterbed opgedoken?’ ‘Is het geen plaatje?’ Ondertussen gaf mijn zigeunerinnetje te kennen dat ze nog wel een keer ‘gesnoten’ wilde worden. Dit was geen enkel probleem. We zijn tenslotte jongens van Jan de Wit. Terwijl we ons terugtrokken op mijn tampatje, ramde ik ’m er nog eens lekker in. Het ontging mij echter dat het waterbed van Ap telkens achter m’n kooigordijntje zat te gluren en van het tafereel verschrikkelijk geil werd. En als ik mezelf niet bij de manschappen had uitgenodigd voor een biertje, dan had ik er nog een keer aan moeten geloven. De koorts voor die driezitsbank, ik had effe genoeg. Naarmate de tijd verstreek en er meer drank in ’t lichaam kwam, vond ik het wel weer tijd worden om naar m’n eigen stekkie terug te gaan. Eerst nog even wat oud bier wegbrengen. Toen ik het toilet binnenstapte, zat daar het waterbed van Ap op d’r gemak te pissen, met een enorme gifgroene pendek (onderbroek) op d’r hielen. Het boeide haar totaal niet dat ik er was en zo werd nogmaals van de nood een deugd gemaakt toen ik vóór haar ging staan en uitpakte. Zo werd ik tijdens het kletteren en spetteren, want ze piste gewoon door, nog even lekker gepijpt. Alles heeft zo zijn charme. Zaterdagmiddag besloot ik het eens rustig te houden. Maar mijn besluit werd ook dit keer niet geëerbiedigd. Mijn middagrust werd wreed verstoord door Rouke de Hoop, de bootsman van de Alkmaar, die met het waterbed van Ap mijn hut binnenkwam. Wat hij haar precies had verteld weet ik nog steeds niet, maar vol afgrijzen moest ik toezien hoe ze zich van haar lorren ontdeed en zich in d’r vette blote hol naast me in mijn treurzak perste. Heel de rits naar de klote, en of ik wilde of niet, ik moest eraan geloven. ‘Dit vergeef ik je nooit, De Hoop!’ Ze had enorm grote dikke nippels en gaf wel aan wat ze prettig vond. Ik moest er keihard in knijpen en ze ging te keer als een hangbuikzwijn. En toen ze als klap op de fuckin’ vuurpijl bovenop me kroop, scheurde de rits van mijn treurzak helemaal tot onderaan. Op een gegeven ogenblik ging de deur open en stapte Sandra Vlasveld naar binnen met één of andere eikel wie ze het schip wel even zou laten zien. Jezus, dat had ík weer, en zo was ook onder de vrouwelijk adelborsten mijn goede naam naar de kloten dacht ik. Maar dat viel achteraf reuze mee, omdat Sandra blijkbaar haar mond dichthield. Want om de proef op de som te nemen nodigde ik Nicolientje op een avond uit om bij mij aan boord, onder het genot van een drankje, eens een goed gesprek te hebben. Toen gaf ze voor een goed verstaander al aan dat de marine voor haar toch niet was wat ze zich ervan had voorgesteld. Heel jammer, want ik had haar heel graag nog eens ontmoet. Als herinnering aan haar marinetijd heb ik haar een bootsmanfluit met inscriptie gegeven. Nicoline en Jeanette zijn wel de twee meisjes die in mijn levendige herinnering zijn blijven voortleven.

29 mei
We lagen met het gehele flottielje ten anker, teneinde mijn verjaardag te vieren. Peter van der Oest, één der begeleidende officieren, had met alle adelborsten, male en female, een verjaardagslied ingestudeerd. Het werd gezongen op de wijs van ‘In een groen (4x) knollen (2x) land.’ Van de overste (baas) Notten, overigens de enige die met baas betiteld werd aangezien alleen een hond een baas heeft, kreeg ik een stropdas, geknoopt en wel. Want dat knopen lukte mij volgens hem toch niet. En verder kreeg ik van de rest van de schepen, waarvan de nautische onderofficieren allemaal per rubberjacht naar de Woerden toe kwamen, de meest nuttige en uiteenlopende cadeaus, zoals whisky, jenever, korenwijn en nog meer van die zalfjes om de lever aan het werk te houden. Zoals reeds eerder vermeld, voerde de Woerden bij bijzondere gelegenheden de love-boatvlag. Deze vlag werd met inzet van de gehele persoonlijkheid van de wachtsman bewaakt en zonodig verdedigd. Maar… aangezien alle ellende op deze aardkloot eeuwen geleden is begonnen met een slang en een appel, sloeg het noodlot aan boord van de Woerden toe. Hoe één en ander precies is gegaan, daar ben nooit achtergekomen. Maar het kan niet anders dan dat één der vrouwelijke borsten voor minimaal een knaak charmes aan dek heeft gegooid en daardoor de leerling van de wacht die zich op de brug bevond, zodanig wist af te leiden dat waarschijnlijk zijn plichtsbetrachting naar de kop van z’n lul zakte. De andere borsten hebben toen onze trots en waardigheid, de love-boatvlag, gestreken en zich dit relikwie wederrechtelijk toegeëigend. De volgende morgen brak de pleuris uit. Toen de wachtsman aan de tand werd gevoeld waren we er snel achter. Het heeft heel wat moeite gekost om onze vlag terug te krijgen. De dames waren ons te slim af.

Vink
Het HTD (Hoofd Technische Dienst) klaagde ’s morgens zijn nood over één van zijn machinisten, omdat daar volgens hem iets mee aan de hand was. Na aanvang werkzaamheden riep ik machinist Vink in mijn hut en vroeg hem of hij even twee bakken koffie wilde halen. ‘Ga zitten, Vink, en vertel wat je op je lever hebt.’ ‘Niks bootsman, hoezo?’ ‘Niet ouwehoeren, Vink, de sergeant lult niet uit z’n nek, dus voor de dag ermee.’ ‘Er is echt niks, bootsman!” Toen ik Vink eens scherp aankeek, sloeg hij zijn ogen neer en zei met zachte stem en een kop als vuur: ‘Ik heb geneukt!’ ‘Jezus, Vink, dat meen je niet!’ ‘Ja, bootsman, echt waar.’ ‘En nu?’ ‘Ik weet het niet, ik heb er zo’n spijt van!’ ‘Waarvan, Vink?’ ‘Ik weet niet meer of ik wel een condoom heb gebruikt.’ ‘Ik wou dat je ouwe heer dat had gedaan, dan hadden we dit gelul nu niet gehad.’ ‘Zal ik je eens een geheim vertellen, Vink? De bootsman heeft altijd spijt als hij níet geneukt heeft. En wat dat condoom betreft, wie het kind krijgt mag het houden. En bedenk daarbij dat je ook geen biefstuk vreet met een plastic zak om je tong. En nu aan je werk en   met wat meer enthousiasme graag, want ik wil geen klachten meer van het HTD, duidelijk?’ ‘Ja, bootsman.’

En zo was er binnen tien minuten weer een sociaal probleem opgelost. Het gevolg van mijn wijze les was dat machinist Vink er niet meer ‘vanaf’ te branden was. Ik was namelijk vergeten om hem te waarschuwen dat z’n pik langer mee moest dan de adelborstenkruisreis.

Stockholm
Na een week van oefenen, zowel op zeemanschappelijk als op scheeps- beveiligingsgebied, zat de tijd voor commandant Boonen erop. We liepen Stockholm binnen en nadat er met de bemanning ruggespraak was gehouden besloten we om een luxe touringcar te huren en commandant Van Dijk, met de gehele bemanning op het vliegveld, welkom te heten onder het genot van de muzikale klanken van onze band. Deze band was door mij opgericht om tijdens bruiloften en partijen de feestvreugde te verhogen. We speelden op zelfgemaakte instrumenten, zoals daar waren de rumbaballen, twee aan elkaar gesoldeerde bierblikken gevuld met kleine stalen moertjes, de wiri-wiri, een stuk duimspijp waarin ribbels gehakt waren en waarop met een mes de maat werd geraspt. En nog meer attributen, ontsproten aan de fantasie van de maker en bespeler. Het hoofdinstrument was een cassette-recorder met een Antilliaanse tape erin en een elektrische grote bek, de laudhealer van het schip, die voor de speaker werd gehouden. Verder als mascotte, de opblaaspop van John Moesker. Deze werd op de maat van de muziek, omhoog en omlaag gestoken met in het onderlichaam, en dit geheel afhankelijk van de stemming en de locatie, een winterwortel, een bierfles, een kippenpoot of een ander taps toelopend voorwerp. De kunst was volgens John om zodanig met de pop te schudden dat bij het wegsterven van de laatste tonen de verwenner uit d’r spleet vloog. Hij was zeer aan zijn ‘Linda’ gehecht. De gehele bemanning, op het wachtsvolk na, nam na het eten plaats in de bus die aan de valreep gereed stond. Ik regelde het financiële aspect met de chauffeur en de trip kon aanvangen. Maar al snel bleek dat de chauffeur minder gevoel voor een feeststemming had dan zijn bont uitgedoste passagiers. Hij begon al te zeiken toen we nog maar net de bocht om waren, omdat iemand een doos bier opentrok. Ik werd naar voren geroepen en hij gaf te kennen dat dit niet kon. Wat een lul zeg. Daarna was John Moesker aan de beurt; die zat met z’n opblaaspop voor het raam te zwengelen. Het is dat we die ouwe gingen ophalen, anders waren we meteen teruggegaan. Want op zo’n dag moet je natuurlijk niet de sfeer laten verzieken. Op het vliegveld heerste een drukte van jewelste. Commandant Boonen ging de trap op om zijn collega op te vangen. En ja hoor, daar was-ie. Op mijn fluitsignaal ving de band aan met spelen. Er waren van een aankomende passagier nog nooit zo veel foto’s gemaakt als van de beide commandanten van de Woerden. En daar stonden ze dan onderaan de trap: Gerrit Boonen en Jacques van Dijk. Die ouwe wist niet wat-ie zag. Het hele zooitje werd omringd door aankomende en vertrekkende passagiers, omdat iedereen wilde weten wat voor iemand daar aankwam.

Die moest toch wel populairder zijn dan de paus. Eenmaal aan boord terug werden de nodige dienstzaken uitgewisseld en daarna stond de rest van het weekend in het kader van het weerzien van onze ouwe. Ook werd de tekst op de stickers weer veranderd in: ‘Wij van Van Dijk geven de kijk.’ Zondagmorgen werd er op één der schepen een kerkdienst gehouden, die ook door de Nederlanders in Stockholm bijgewoond kon worden. Eén van onze jongste officieren, Sleeswijk Visser, kwam aan boord met een dame van de ambassade. Ze had een figuur als een strijkplank. Lang, dun en of ze lekker was dat zouden we aan Tjaako zelf moeten vragen. Iedereen stond een beetje lullig te kijken toen Tjaako met die panlat aan boord kwam. Het hek was helemáál van de dam toen-ie kwam vragen of-ie even met haar de maintenance (duikerswerkplaats) in mocht om haar de apparatuur te laten zien. Tjaako studeerde geologie en omdat z’n vriendin volgens de mannen zeker tweemaal zo oud was, vond niemand het raar. Een spelonk blijft tenslotte een spelonk. En toen-ie door het mangat naar beneden ging, gooiden de boys het luik dicht. Er werd even later geklopt en gebonkt en na een minuut of tien deden ze het luik weer open en kwam Tjaako met een rood hoofd naar boven, terwijl iedereen vroeg of het lekker was. ‘Ze was geïnteresseerd in de duikershelm’, was zijn verweer. Maar toen iedereen in koor riep: ‘Die Duitse helm (z’n eikel) zal je bedoelen’, droop-ie af met zijn twiggy. Wanneer hij in scheepstijd ergens liep, was er altijd wel iemand in de buurt die ‘viezerik’ mompelde. En dat krijg je als je werk en rust niet gescheiden kunt houden.

Arendal
Een hartstikke leuke haven. Mooie (naakt)stranden, waar de één wel en de ander niet in z’n blote reet liep. De zwembroekdragers werden ervan beticht dat ze een kleintje hadden en zij die in hun blote togus liepen waren exhibitionisten, die graag hun pik lieten zien. ’s Middags twee kanjers meegenomen aan boord. De één bleef in het cafetaria bij de manschappen hangen, terwijl de ander mij vergezelde naar het onderofficiersverblijf. Ze bleef gezellig eten en toen iedereen de wal op ging heb ik toch maar een poging ondernomen om haar m’n treurzak in te lullen. Dat ging niet echt van een leien dakje. Godverdomme, mijn hele trukendoos heb ik ervoor moeten omkeren eer ik haar eindelijk in d’r blote reet had. Na afloop van dit toch wel zeer aangename samenzijn heb ik een taxi voor haar gebeld, betaald en haar naar huis laten brengen. Het regende hard en ik wilde niet dat ze ook van buiten nat zou worden; dat was ze van binnen al genoeg. De volgende morgen moest ik bij die ouwe komen. Hij deelde mij mee dat hij het onder geen beding zou accepteren dat er ’s nachts mutsen aan boord zouden blijven slapen. ‘Commandant, denkt u werkelijk dat zoiets hier aan boord gebeurt?’ Ik verzekerde hem dat alleen de gedachte al absurd en banaal was. Hij stelde mij dan ook volledig verantwoordelijk voor eventuele ongeregeldheden. Maar net zomin als wanneer die ouwe lag te slapen, was het ook voor mij niet mogelijk om één en ander te controleren. Sterker nog, het boeide mij voor geen meter. Laat de mannen maar lekker neuken, des te beter blijft de stemming. Die ouwe heeft vóór het lezen van dit boek nooit geweten dat er in elke haven in bijna elke kooi twee personen lagen. ‘Sorry Jacques, één kuthaar trekt harder dan twaalf paarden en geilheid is als honger, dat komt vanzelf en dat moet gestild worden.’

De boys gingen de wal op en waren van mening dat de fontein een grondige schoonmaakbeurt nodig had. Maar in plaats van luiwagens en bezems werd er een doos van tien kilo waspoeder meegenomen. Je kunt je voorstellen dat het succes verzekerd was: niet alleen de fontein, maar ook de gehele straat en de omgeving hadden alles weg van een besneeuwde vlakte. Het scheen dat de plaatselijke autoriteiten hier niet zo blij mee waren, met als gevolg het arresteren van de daders. Baas Notten was de volgende dag zeer ontstemd over dit verregaande wangedrag van de bemanning van de Woerden. Ik zeg met name ‘de bemanning’, omdat de Woerden het altijd gedaan had. Stond er iemand buitenboord te pissen, dan stond de Woerden buitenboord te pissen. Commandant Van Dijk kreeg de opdracht van overste Notten om de daders zeer zwaar te straffen. En dat deed-ie ook. Maandag op rapport en dinsdag uitslag. Zes dagen licht arrest, een straf die op de Woerden nog nooit was gegeven. Ik weet zeker dat die ouwe er zelf nog het meeste mee zat, maar hij kon niet anders. Ik kwam nog wel eens in z’n hut voor een ‘goed gesprek’, en omdat we op slinkse wijze in het bezit waren gekomen van wat dozen Grolsch bier stelde ik voor om de gedetineerden een dag gratie te verlenen. Het waren goeie lui en harde werkers en zo gebeurde het dat de boeven zondagmorgen bij die ouwe in z’n hut werden geroepen en bij wijze van zeer grote uitzondering wegens goed gedrag en het aandringen van de chef d’equipage werden afgestraft. De stemming en de sfeer waren weer als vanouds, want gestraften aan boord waren we niet gewend. Weer ouderwets met de gehele bemanning aan de Irish coffee, terwijl Bart, onze rooie en vochtigste kok van de mijnendienst, al vroeg was begonnen aan de zondagse traditionele rijsttafel. Wanneer Bart een biertje in het lijf had, en daar begon hij meestal rond een uur of negen mee, dan maakte hij van een bal gehakt een biefstuk. Vandaar ook het spreekwoord: ‘Een dronken kok is een engel in de kombuis.’ Bart zorgde niet alleen voor een uitstekende hap en Irish coffee, maar ook voor het Engelse ontbijt. Dit was op de Woerden traditie geworden en je kwam dit op geen enkel ander schip tegen. Elke vrijdag op zee zorgde Bart voor een perfect Engels ontbijt, met alles erop en eraan, terwijl Jan Veenstra, de baas over de video die in de hut van de draadloze stotteraars (seinhut) stond geparkeerd, de krenten in de pap verzorgde in de vorm van een ‘Zweedse natuurfilm’Het viel wel op dat er niemand bleef liggen en voor hen die moeite hadden met onhoorbaar eten was een pornofilm een uitkomst. Je kon lekker slurpen met je eieren, zonder dat iemand zich eraan stoorde.

Funny steampast
’s Maandags weer naar zee voor de nodige oefeningen, terwijl er druk gebabbeld werd over de op handen zijnde ‘funny steampast’Elk schip bedacht iets origineels met zijn bemanning, waarna alle schepen in kiellinie gingen varen. Op het stafschip, de Alkmaar, bevond zich de jury, te weten de overste (baas) Notten en de LTZ Van der Oest.
Het achterste schip passeerde met zijn stuurboordzijde de rest van de schepen, terwijl de jury punten gaf voor originaliteit etc. De Woerden had er wel heel veel werk van gemaakt, door conform het pavoiseerplan aan een staalkabel, die van voren via de top van de mast naar achteren liep, afwisselend lege Grolsch en Heineken kratten op te hangen. Van het geschut op de bak werd een enorme fallus geconstrueerd. De loop werd in paradestand gezet, terwijl hij was omwikkeld met lakens en ouwe lappen. De eikel aan de top was rood geschilderd, zodat die er lekker uitsprong. Als testikels waren radarreflectoren gebruikt en de dek wasslang, die langs de loop gebonden was en uitmondde in de eikel, zorgde voor het nodige vocht. De bemanning stond aangetreden conform paradeerrol over de gehele stuurboordzijde. Het tenue was stropdas met regenjas. Toen het de beurt van de Woerden was en we als achterste schip de linie verlieten, gaf die ouwe bij het passeren van elk schip een signaal met de megafoon. Op dat moment trok eenieder als een potloodventer voor precies één seconde zijn regenjas open, waarna de schepen die we passeerden zich vergaapten aan het spandoek dat onder de brug was opgehangen met de tekst “Van Dijk’s toeren bracht ons langs vele hoeren.” Het grootste succes was dat de dames aan boord van de Alkmaar om een herhaling vroegen, die we hun uiteraard niet onthielden. Dus opnieuw gingen de jassen open. Ten slotte werden we beloond met een gedeelde eerste plaats.

Flensburg
Er restte ons nog slechts één haven: Flensburg. En uiteraard: toen het schip nog maar net was afgemeerd, liep ik met Ap König even het haventerrein op om ons te oriënteren. We kwamen terecht in het cafetaria van de Duitse basis, waar we al rap kennismaakten met een tweetal Duitse dames die daar werkten. Het toeval wilde dat ze juist klaar waren en ons wel wilden vergezellen naar het schip voor een drankje. We hadden ons eerste biertje nog niet opengetrokken toen de telefoon ging en de overste Notten aan onze commandant meldde dat het nog niet eens vastwerken was en de Woerden al weer wijven aan boord had. ‘Jaloers?’ Er werd verder geen aandacht aan besteed. Ik hoorde van die ouwe dat er aan boord van de Alkmaar een party voor officieren was. De gehele zijde welke tegen de kant lag, was afgeschermd met vlaggen. Dit om de privacy van de bezoekers te waarborgen en het geheel een wat intiemer karakter te geven. Ik trommelde de band bij elkaar en vertelde dat we ’s avonds op de steiger zouden optreden. Intussen had ik met Pimmetje, de hofmeester en verzorger van baas Notten, ruggespraak gehouden, want we zagen hem regelmatig in een jurk (sarong) lopen. Het leek me daarom wel aardig dat ik die, als leider van de band, tijdens ons laatste optreden aan zou hebben. Toen alle gasten op de Alkmaar zo’n beetje aanwezig waren, verzamelden wij ons op de steiger en via het bekende fluitsignaal trokken we de aandacht en vingen we aan met spelen. De vlaggen werden opzijgeschoven en naar wat ik later hoorde had eenieder genoten van dit optreden. Alleen baas Notten zag wat bekends, en wel zijn eigen sarong.

Met vraagtekens in zijn ogen keek hij commandant Van Dijk aan. Hij was tenslotte verantwoordelijk voor dat zooitje ongeregeld op die houten kut-boot. Die ouwe trok een beetje lullig zijn schouders op, zo van ‘Geen idee hoe ze hier nu weer aan komen.’ Na het optreden kwamen de meisjes van de basis weer aan boord en Ap had met één van hen, een grietje met een lekker kort blond koppie, afgesproken om de wal op te gaan. Wat mij opviel was dat ze vieze nagels had. Mijn ervaring heeft me geleerd dat een meid, wanneer ze uitgaat en vieze nagels heeft, ook vieze oren heeft. Mijn vermoeden bleek geheel juist, want de bruine drap zat tot aan de rand van haar gehoorgangen. En dat is nog niet alles. Want vieze nagels duiden niet alleen op vieze oren, maar dan stinken ze gegarandeerd ook uit hun navel en ook uit hun doos – en dat is minder. ‘Lekker Ap, voor als je haar in het donker in d’r oor likt.’ Allemaal gelul volgens Ap. Maar toen hij de volgende morgen aan boord kwam, hoorden we in geuren en kleuren dat ’t net een beerput was waar-ie z’n pik in had gehangen. Om maar te zwijgen over d’r adem. Volgens Ap had ze stront gevreten. Maar misschien hingen haar longen er wel in, wie zal het zeggen. ’s Avonds met die gasten de wal op. Die ouwe ging óók mee. Toen we eenmaal in een wat schaars verlicht etablissement een plekkie aan een ronde tafel hadden gevonden, zat John na een bier of twee wat te draaien op z’n stoel. Als commandant voelde hij zich verplicht om te kijken waaraan dit ongemak bij één van zijn pupillen te wijten was. Met een kaars die op de tafel stond werd er een lichtje geworpen   op een blonde Duitse, die onder de tafel vol overgave op haar knieën professioneel met een hand onder de balzak onze monteur zat te pijpen. Zij voelde er zich wat ongemakkelijk door, maar John genoot met volle teugen. Toen we weer aan boord waren bracht ik de sarong van de overste terug, en omdat er niemand in de hut aanwezig was kon ik ’m ongestoord in z’n la leggen. Totdat m’n blik op een koelkast viel. Ik moest effe kijken wat er allemaal in zat. ‘Godver, een pak gerookte paling.’ Ter plekke veranderde dit van rang en dienstvak en het gehele pak verdween onder mijn trui. Eenmaal aan boord terug klopte ik bij die ouwe aan z’n deur en vroeg met een ernstig gezicht of ik hem even kon spreken. ‘Natuurlijk, Frans, kom binnen en brand los.’ Ik deed de deur achter me dicht, rolde het pak paling open en zei: ‘Kijk eens!’   ‘Hoe kom je hier nou weer aan?’ ‘Hoe komt een hond aan vlooien?’ ‘Lust u, of lust u niet?’ ‘Natuurlijk lust ik.’ En zo vraten we met z’n tweeën het hele pak paling op. ‘Vertel nu eens waar je ze vandaan hebt?’ ‘Uit de koelkast van de overste.’ ‘Dat meen je niet!’ Zo werd Jacques van Dijk ongewild medeplichtig aan heling van een pak gerookte paling en werd Diederik Notten behoed voor overgewicht. Maar ze waren heerlijk. Het einde van de reis zou worden afgesloten met een varende ouderdag voor zowel de adelborsten als voor de bemanning. De kruisreis was voor beide partijen een onvergetelijk trip geworden.
Ik hoop dat jullie van de bootsman (opperschipper b.d.) zijn verhalen genoten hebben. De verhalen zijn met toestemming overgenomen uit: “Who the Fuck is Frans van Es.”

Terug naar de inhoud